Hoe zit het nu eigenlijk met schering, inslag, recht van draad, bias?
En hoe moet dit worden toegepast in een quilt?
Hiernaast ziet u koningin Juliana in 1976 (originele foto) achter een weefgetouw.
De lange draden die al gespannen zijn heten kettingdraden. Het houten werktuig dat zij in haar hand heeft, waarin ook een klosje draad zit, heet een schietspoel (deze wordt door de kettingdraden geschoten, gegooid, geslagen).
Als het weefsel klaar is, noemen we de lengterichting van het weefsel (de kettingdraden) de schering en de breedterichting (de inslagdraden) heet de inslag.
Schuin van draad, diagonaal over het weefsel heet de bias.
Schering
De kettingdraden zijn heel strak gespannen, anders zouden ze tijdens het weven gaan uitzakken. Dit is de reden dat de lengterichting van de stof heel stabiel is en nauwelijks valt uit te rekken. De schering is hierdoor heel maatvast. De schering ligt altijd parallel, evenwijdig aan de zelfkant.
Inslag
De inslagdraden worden heen en weer door de kettingdraden geslagen, dit wordt niet te strak gedaan, anders zou de stof steeds smaller worden. De inslag is hierdoor veel rekkelijker dan de schering. De inslag staat altijd haaks op de zelfkant.
Bias
Schuin van draad, diagonaal op het weefsel, heet de bias. Deze is heel elastisch, makkelijk vervormbaar en wordt gebruikt voor rondingen. Biasband is een smal band dat schuin op de weefseldraad is gesneden.
Gebruik in patchwork quilts
Uit bovenstaande blijkt, dat stof in de schering maatvaster is dan stof in de richting van de inslag. Hier kunt u bij het patchwork gebruik van maken.
Maakt u patchwork blokken, dan is het het beste als deze aan de buitenzijde helemaal recht van draad zijn. Om ze nog maatvaster te maken, is de buitenzijde gemaakt uit de schering.
Als u dit consequent toepast, dan wordt het in elkaar zetten van de blokken tot een geheel, veel eenvoudiger. Blokken passen beter aan elkaar.
Knippen van uw stoffen
Knipt u zoals op de linker afbeelding, dan heeft u op een gegeven moment alleen nog maar rommelstukjes over, en kunt u geen lange strook meer knippen voor b.v. een tussenbaantje.
Knipt u dezelfde vormen zoals op de rechter afbeelding, dan houdt u nog een redelijk stuk over van stof in de schering.
Als u rekening houdt met schering en inslag, werkt u naar de zelfkant toe. U probeert zoveel mogelijk nog een recht, lang stuk evenwijdig aan de zelfkant te bewaren.
De eenvoudigste manier is om de zelfkant aan uw stof te laten zitten, zodat u in één oogopslag kunt herkennen wat schering en inslag zijn. Soms heeft u echter stoffen, waar geen zelfkant meer aan zit.
Herkennen van schering en inslag
Heeft u een stuk stof waar geen zelfkant meer aan zit, dan kunt u prima schering en inslag herkennen.
Een goede oefening hiervoor:
Knip/snijd een stukje stof recht van draad van 10x10 cm.
Pak beide tegenoverliggende punten (A) en trek een beetje, u voelt dat het heel elastisch is, dit is de bias.
Pak nu beide punten B en trek ook een beetje, voelt het een beetje elastisch, rekt het een beetje, dan is dit de inslag. Voelt het stug aan, dan is het de schering.
Pak nu beide punten C en doe hetzelfde als met de punten B.
Als B-B meer rekt dan C-C, dan ligt C-C evenwijdig aan de zelfkant.
Als C-C meer rekt dan B-B, dan ligt B-B evenwijdig aan de zelfkant.